In de jaren negentig was het in de zomer steeds een drukke aangelegenheid bij mijn grootouders. Met 10 kinderen hadden ze al gauw 24 kleinkinderen rondlopen. Een heel aantal van die 24 kon je in de maanden juli en augustus terugvinden in hun tuin, garage, living, op het pleintje voor hun huis… Het maakte oma niet uit of ze nu op 1 kind dan wel 6 moest letten. En spelen … dat deden we met alles wat we tegenkwamen, we mochten ook met bijna alles spelen wat we tegenkwamen. Maar het meest geweldige was de schatkist aan oude gordijnen die oma over de jaren bij elkaar had verzameld. We mochten de stoelen en tafels naar buiten sjouwen om er onder de kriekenbomen huisjes te bouwen, met alles wat we maar aan elkaar konden knopen, vastspelden… En in geval van slecht weer was de garage ons werkgebied. De enorme schoenenkast van mijn tante werd dan de voorraad van de schoenenwinkel die we bouwden. Tegen het einde van de dag, wanneer onze tent dan eindelijk klaar was, werd er binnen nog een ‘ijsje tussen plaatjes’ gegeten. En even vaak wanneer de tent klaar was, braken we ze terug af om opnieuw te bouwen. Het bouwen was altijd het leukste! De leeftijden van onze neefjes en nichtjes varieerden, maar op zich maakte dat niet uit. De tent was het verbindingsstuk, daar kon iedereen in mee.
Tijdens de zwangerschap van mijn eerste kindje, zat ik op vakantie in Zweden al te dromen hoe mijn dochtertje (Mona, de ‘Mo’) later in de tuin ook haar tenten zou bouwen. Ik denk nog vaak terug aan de stilte, de rust en ruimte om te dromen die ons huisje in Törestorp (de eerste ‘To’) ons toen gaf. Helaas, nog geen oude gordijnen op zolder en geen grote volwassen bomen in de tuin. Veel ouders kopen een speelhuisje, begrijpelijk, ik heb zelf ook al vaak op het punt gestaan. Maar, dan denk ik aan vroeger en de uren dat we hebben gebouwd, met wasknijpers alles aan elkaar gemaakt om dan alles bij de eerste ravotpartij weer helemaal in elkaar te zien (en voelen!) zakken. En lol dat we hadden. Dus ik zie mijn kinderen al staan voor hun huisje, dat al een huisje is, met een dak, een deurtje en een raam. Het is lastig om er nog iets anders van te maken dan dat huisje. Bovendien wordt de creativiteit er ook niet heel erg mee aangewakkerd. Daarom beslis ik, mijn kinderen krijgen de attributen om de wildste verhalen zelf te bouwen en beleven. Ik zet buiten in de tuin een paar palen (tuintotems), wat korte boomstronken, in het tuinhuis een kist met dekens… zodat ze 101 huisjes kunnen bouwen, elke keer een beetje anders, elke keer met het nodige denkwerk.
Het is daar in Zweden dat ik ben beginnen dromen van de mogelijkheden die hout te bieden heeft, zowel esthetisch, ecologisch, praktisch… Het idee van de tuintotems (de tweede ‘To’) was niet weg te slaan uit mijn hoofd en tijdens de zwangerschap van mijn tweede kindje ben ik een opleiding houtbewerking gaan volgen in avondschool. Zonder enige technische kennis of handigheid heb ik me meer dan eens doodgeschaamd in de les, maar als je als vrouw een mannenwereld betreedt, dan kan je met enige zelfrelativering en gevoel voor humor toch nog één en ander leren.
Dat jaar ben ik beginnen dromen van een leven buiten de farma industrie waar ik toen werkte, een leven met hout. Wat begon als een fantasie in Törestorp over Totems voor Mona, is ondertussen realiteit geworden. Niet zonder, of vooral door de kans die ik kreeg van enkele ervaren schrijnwerkers! Ik was een vreemde eend in de bijt die hun familieschrijnwerkerij was, maar zo heb ik me dankzij hen nooit gevoeld! Ik ben hen eeuwig dankbaar!
Ondertussen probeer ik onder het toeziende en liefdevolle oog van mijn 2 ‘papa’s’ (die van mezelf en die van mijn kinderen) mijn eigen weg te bouwen met:
• de kinderlijke creativiteit van vroeger,
• het liefst van al materialen en ontwerpen waar ik me als moeder van 2 kinderen comfortabel mee voel (de wereld hoeft niet om zeep en het mag betaalbaar zijn)
• aandacht voor meerwaarde, duurzaamheid en praktisch nut.
Een avontuur is het zeker geworden, ik hoop dat het dat nog lang blijft!